zelfhulp
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- zelf·hulp
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van zelf en hulp
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | zelfhulp | - |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
- (psychologie) het oplossen of verzachten van problemen zonder tussenkomst van professionele hulpverleners
- de zorg voor zichzelf
Schrijfwijzen
Synoniemen
- [2] zelfredzaamheid
Afgeleide begrippen
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord zelfhulp staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "zelfhulp" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[1] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be