trachiet
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- tra·chiet
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | trachiet | |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
het trachiet o
- (geologie) ruw, grijs uitvloeiingsgesteente
- ▸ In de tijd dat de burcht verrees, gebruikten bouwers nauwelijks steen. De huizen waren van hout. Pas in de 13e eeuw deed de baksteen zijn intrede. Daarom is voor de bouw van de Buveburcht tufsteen en trachiet -een grijze steen- gebruikt.[3]
- ▸ Voor het herstel van de waterlijsten is gekozen voor een andere steensoort: tepla trachiet. Dit Tsjechische stollingsgesteente wordt sinds de jaren negentig van de twintigste eeuw regelmatig gebruikt bij restauraties en is bijvoorbeeld ook toegepast bij de Grote Kerk te Breda.[4]
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord trachiet staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "trachiet" herkend door:
42 % | van de Nederlanders; |
36 % | van de Vlamingen.[5] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ trachiet op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron Gisette van Dalen-Heemskerk“Eten in de wapenkamer” (06-06-2008), Reformatorisch Dagblad
- ↑ Weblink bron Riekelt Pasterkamp“Nieuwe look voor Laurenskerk” (11-11-2010), Reformatorisch Dagblad
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be